
Over Pinksteren ... (2016)
Pastores geven hun visie op de hedendaagse betekenis van Pinksteren.

Marnix van der Sijs
(De Veste Gouda)
Pinksterpreek 2014
Het grote wonder van die Pinksterdag is niet die veeltaligheid van de apostelen.
Nee, het wonder is dat drieduizend mensen in hun hàrt geraakt worden.
Ze ontvangen het goede nieuws.
Ze laten zich verwarmen door dat vuur en ze staan op.
Ik was waarnemer bij de eerste vrije verkiezingen in Zuid-Afrika in 1994. De maanden daaraan voorafgaand waren zeer spannend. Een grote politieke partij dreigde niet mee te doen. Een belangrijke zwarte leider, Chris Hani, werd vermoord door blanke extremisten en er werden aanslagen gepleegd.
Ik was er bij in het stadion bij Soweto, overvol met tienduizenden boze mensen voor de uitvaartdienst van Hani. Buiten het stadion werden huizen van blanken aangevallen. Ook in het stadion werd het zeer grimmig. Ik had het gevoel dat er weinig voor nodig was om de zaak totaal te laten escaleren en begon hem te knijpen.
Toen kreeg bisschop Desmond Tutu het woord; een paarse vredesduif, bezield door de Geest die hem boven zichzelf uittilde. Hij sprak in vijf talen, waaronder het Afrikaans: “Chris Hani is een door God geliefd mensenkind. (...) Zijn dood is zinloze barbarij.” Gevoelens werden benoemd en uiteindelijk draaide Tutu zelfs naar een hoopvol perspectief.
“Zuid-Afrika is op weg naar de overwinning van goedheid op het kwaad van apartheid.
We are the rainbow people of God.”
Tutu zegende ons in alle talen en de Geest deed haar werk. De beangstigende spanning was gebroken.
We waren langs het randje gegaan.

Maar de uitstorting van en door de Geest is niet beperkt tot zwarte Anglicaanse bisschoppen!
Wij zijn geroepen!
Wij, hier in het Groene Hart!
Wij, aangeraakt door Zijn adem met onblusbaar vuur!
En hoe werkt dat uit?
Het antwoord op die vraag zongen ze in de dertiende eeuw al in het Veni, sancte spiritus:
- wat vuil is wordt gewassen,
- wat verdroogd is komt tot leven,
- wat gewond is wordt geheeld,
- wat verstard is wordt weer zacht,
- het verkilde hart wordt gekoesterd. (Lied 669)
Het is dàt verlangen dat gevoed wordt door de warmte van het Pinkstervuur. Vuur dat nooit meer dooft.
Vuur dat niet verteert.
Met die energie wil je wat, je moet er wat mee.
Dat wil je delen.
Het is het verlangen naar schoonheid, naar groei, naar heling, naar zachtheid en troost.
“laat me even merken dat je er bent,
niet in blinkend inzicht, bliksemflits,
maar als een lichtheid in mij ademend.”
dichtte Hans Andreus.
Gods geest als een ‘lichtheid in mij ademend.’
Gods geest als een lichtheid in òns ademend.
Zo dichtbij.
Zo nodig.
Zo regelmatig.
Zo moge het zijn. Amen